Bijlage 9: De Laat-Middeleeuwse konijnenberg

Mijn inwonende grootmoeder was van alles voor mij, maar niet in het minst een poort naar het verleden. Eén van de vele dingen die ze vertelde en die me later zouden intrigeren, was dat de mensen van Ename vroeger niet langs Katteberg of Pontstrate naar de Boskant of Mater gingen, maar langs de Konijnerde. Dat was korter. Ik stelde me toen geen vragen bij die plaatsnaam, want het was de tijd dat er nog duizenden konijnen in het bos zaten. De boeren en de andere buitenlui met een moestuin (een lochting) beschouwden ze als een echte plaag. Pas met de komst van de myxomatose veranderde dat (zie verder). 

Zo’n vijftien jaar later is het onderzoek in Ename volop bezig, zowel in het bos als op de abdijsite, en lijken een paar puzzelstukjes rond die Konijnerde op hun plaats te vallen. Mijn companen en ik “herontdekken” het pad waar mijn grootmoeder naar verwees en maken het weer open. Het tracé loopt langs de Hoemaeckere, het oude Hoedemakersvelt. Vanaf 1631 verandert dat van naam. Het heet nu Conineeerde of een variant erop, zowel in teksten als op kaarten 1. Bij zo’n naamswissel na de Opstand der Nederlanden gaat er bij een toponymist een verklikkerlichtje branden. Eind 16e begin 17e eeuw is immers een periode van plaatsnamenverwarring 2. Door sterfte of uitwijking van protestanten valt de bevolking eind 16e eeuw tot een derde terug in de dorpen rond het bos (zie verder). De velden liggen langdurig braak, de maatschappij is in hoge mate ontredderd… Wanneer de toestand in het begin van de 17e eeuw normaliseert blijken heel wat oude toponiemen verbasterd (in het Bos t’Ename schrijft men dan bijvoorbeeld Reijghervelt in plaats van Reijservelt 3), vervangen of simpelweg niet meer gekend. Hier gaat het dus om een vervanging. Dat Konijnaarde of een variant erop begin 17e eeuw een oudere plaatsnaam vervangt is niet uniek. In Ninove en Denderleeuw is Wijngaard het oudere toponiem 4.

Onderzoek wijst verder uit dat de plaatsnaam Konijn(en)aarde in de Vlaamse Ardennen ook voorkomt in Kwaremont 5 en wat verderop in het Geitebos te Zandbergen 6 en in Moorsel, Denderleeuw, Nieuwerkerken en Ninove 7. Een konijnaarde is een variant van wat elders een konijn(en)berg heet, bijvoorbeeld te Opbrakel en te Nederbrakel 8. Er is ook in Koersel, in de Limburgse Kempen, een coneijnseerdt in 1655 9. Begin 20e eeuw is in  Nederlands Zuid-Limburg een eerd jagerstaal voor een konijnenheuvel met al zijn pijpen 10. Soms gaat het om een natuurlijk landduin (zoals bij voorbeeld in Berlare, Vorselaar of Kasterlee 11), maar meestal om een kunstmatig heuveltje waarin men konijnen kweekt ( cfr.de nederlandse familienaam van Konijnenberg of –burg) 12. Het wild konijn behoort tot voor de laatste ijstijd tot onze inheemse fauna, maar het Weichsel is het er hier te koud voor en verschuift de areaalgrens naar Zuid-Europa 13. De Romeinen brengen ze verder noordwaarts en in de volle middeleeuwen bereiken ze door verder menselijk toedoen West-Europa. Men zet ze uit in warandes, zee- of rivierduinen, maar daarbuiten ook in relatief kleine ruimtes. Een gracht vol water, een muur als er voldoende natuursteen aanwezig of een tuun, een houten vlechtwerk, sluiten 

zo’n perk af. Als de warande zich op zware bodems bevindt lukt het de dieren niet om zelf holen te graven, en helpt men ze een handje door kunstmatige heuveltjes (een konijnenberg of konijnaarde dus) op te werpen. Binnenin het heuveltje spaart men bij de aanleg een broedkamer uit, indien nodig afgezet met stenen, van waaruit een gangenstelsel de dieren toelaat om het heuveltje te verlaten en te grazen 14.

Bij nader toezien ligt er net naast hetzelfde pad waar mijn grootmoeder naar verwees een heuveltje dat wel eens zo’n konijnenberg zou kunnen zijn (Fig. 167). De weide waar het nu deel van uitmaakt vertoont heel wat reliëf, toe te schrijven aan solifluctie, verglijding (zie hierboven). Maar het heuveltje zelf is volgens geomorfologe Marie-Christine Vanmaercke-Gottigny mensenwerk. Het is opgebouwd uit grond van ter plaatse, en ligt in hellingpositie, met een bezonde steilere onderkant. Konijnen houden van geaccidenteerd terrein en van warmte 15. De hypothese wordt plausibel als blijkt dat het heuveltje precies dezelfde afmetingen vertoont als archeologisch onderzochte konijnenbergen (mottes à conils) in Anjou: een ovaal van 30 m lang en 25 m breed. Ik hoop dat ik een archeoloog ooit zo ver krijg om er een proefsleuf door te trekken, boringen hebben niets opgeleverd maar je geraakt ook niet diep in de stugge zandige klei.

Ondertussen zitten de archeozoölogen op de abdijsite niet stil, en in een latrine bij de abtswoning gedateerd eind 12e-begin 13e eeuw vinden ze botjes van jonge konijnen 16. Dat laatste verbaast niet, want de Romeinen waren al gek op laurices, foetussen (spontane abortussen) of pas geboren jongen 17. Bovendien mag men ze in de middeleeuwen tijdens de vasten blijven eten omdat ze vers uit het baarmoedervocht kwamen, en dus niet als landdieren (en dus vlees), maar als waterdieren werden beschouwd. De datering lijkt vroeg te zijn, maar toch inpasbaar in de relatieve chronologie van de herintroductie van het konijn in de Lage Landen 18 18. Archeologisch is er naast dat van Ename op dat ogenblik ook materiaal uit dezelfde periode bekend van de Duinenabdij van Koksijde, en uit het kasteel van Valkenburg in Nederlands Zuid-Limburg. De oudste tekstvermelding in Vlaanderen dateert uit 1255 wanneer de baljuw van Veurne een paar tientallen dieren naar het grafelijk hof in Rijsel zendt, hoogstwaarschijnlijk afkomstig uit een warande in de duinen van de Westhoek 19. In Brabant zitten er in 1287 konijnen op gronden van de abdij van Park bij Leuven 20 en de oudste Hollandse vermelding dateert uit 1297 21. De oudste data voor Artois zijn eveneens eind-13e eeuws 22, voor Zeeland uit 1300 23. 

Het lijkt er dus op dat ogenblik sterk op dat de abdij van Ename al ten laatste begin 13e eeuw een konijnenwarande bezit met minstens één konijnenberg, van waaruit dieren in de abdij op tafel belanden. Beheersdocumenten uit 13e en 14e eeuw zijn erg schaars, dus het is niet onlogisch dat de warande op papier geen sporen heeft nagelaten. Misschien was ze geen lang leven beschoren. De uitbating van de grafelijke warande in Petegem/Leie zou al gestopt zijn in het begin van de 14e eeuw 24. De plaatsnaam is in de volksmond wel blijven voortleven, en is door de toponymische verwarring overgedragen op het akkerperceel ernaast dat ervoor Hoedemakersvelt heette. Deze naam ondersteunt trouwens de hypothese. Het veld is ontgonnen tussen 1226 en 1248 (zie hierboven). Dat pas ontgonnen kavels de naam van de eerste gebruiker kregen was vrij gewoon. Er was dus in het derde kwart van de 13e eeuw in Ename een hoedenmaker, en leden van zijn gilde maakten o.a. vilten hoeden uit konijnenbont 25. De man die het Hoedemakersvelt dan in cijns of in pacht neemt, gebruikt voor zijn hoofd- of bijberoep konijnenbont uit de warande ernaast.

Een alternatieve datering

Bovenstaande hypothese heb ik ettelijke keren verteld op geleide wandelingen, en ze kan nog altijd kloppen, maar in 1999 zetten de archeozoölogen ze op losse schroeven 26. De datering van het Enaamse konijnenmateriaal berust op een foute labeling van het materiaal. Uit een C-14-analyse bleek dat de gevonden botjes van jonge konijnen niet uit de 12-13e, maar uit de 15e-16e eeuw dateren. Het materiaal uit Valkenburg, Koksijde en ook van Deense en Duitse sites blijkt eveneens jonger te zijn dan oorspronkelijk aangenomen maar om een andere reden: konijnen hebben zich een weg gegraven naar diepere, oudere lagen en zijn daar gestorven 27. Het oudste archeozoölogisch materiaal van het konijn is nu ten vroegste 14e eeuws, in het zuiden van de Lage Landen o.a. uit de kastelen van Laarne, Londerzeel en Valkenburg, de abdij van Hemiksem, en verder noordelijker uit Middelburg, Breda en Venlo 28. Men treft ook in een andere abdijcontext uit de periode 1450-1550 botmateriaal van 2 volwassen konijnen aan, namelijk onder de keukenvloer. Beide data, uit de latrine en de keukenvloer, leiden dus tot een tweede hypothese. De Enaamse konijnenberg is niet aangelegd in de aanvangsfase van de herintroductie van het konijn in de Lage Landen, maar in de hoogdagen ervan. 

In de 15e-16e eeuw dikken de geschreven bronnen over konijnenwarandes inderdaad steeds meer aan. In Wortegem in de Vlaamse Ardennen moet de pachter van de warande in het Oud-Moregembos in 1540 jaarlijks 61 koppels konijnen leveren aan de heer 29. In 1484 bedraagt de pacht van zijn collega van de warande van de heer van Nevele wat verderop op de grens van Deurle en St-Martens-Latem 65 koppels 30. In 1558 is dat opgelopen tot 80 koppels, maar hij mag een groot deel omzetten in geld. De Warande van de conynen opten berch van Testelt van de abdij van Averbode is in 1503 blijkbaar kleiner want de pacht bedraagt slechts 17 koppels per jaar 31. In en in de buurt van het huidige Stropersbos bij Kemzeke liggen er minstens drie, waarschijnlijk vier warandes 32. De pachter van één van deze, die van de abdij van Drongen in Hulsterlo, nu Zeeuws-Vlaanderen, moet in 1444 72 koppels aan drie verschillende partijen 33. 

Een paar andere elementen bieden verdere ondersteuning voor de tweede hypothese. De archeologisch onderzochte konijnenbergen uit Anjou zijn in de 16e eeuw aangelegd 34. Op dat ogenblik is al literatuur beschikbaar die omstandig uitlegt hoe je dat best doet 35. Er zijn in andere regio’s ook andere vormen aangetroffen, maar het is niet ondenkbaar dat de ovaalvorm ruim werd aanbevolen, een beetje zoals we nu nestkasten maken met standaard-bouwpaketten. Ik heb zelf in elk geval kunstmatige heuveltjes aangetroffen met dezelfde vorm en afmetingen in het Parikebos in de Vlaamse Ardennen en in het Bardelenbos in Proven 36 36. Ook de Alvinnenberg bij het Stropersbos beantwoordt daaraan 37 37. In de tweede hypothese is de afstand in tijd met het opduiken van het toponiem Conineeerde in de eerste helft van de 17e eeuw ook minder groot. Het perceel waar de plaatsnaam dan op slaat, het oude Hoedemaechersvelt, behoort in elk geval niet tot de warande want het blijft ononderbroken een akker van bij zijn ontginning tot vandaag. De warande moet er dus naast liggen, rond de konijnenberg, en de naam is in de plaatsnamenverwarring eind 16e eeuw overgedragen. Maar waarom laat ze geen sporen na  in de 15e-16e eeuwse geschreven bronnen ? Misschien is er wel een link met het spilters- of speltersbrouc, later de peltere 38. Dat is een groot perceel dat de abdij in de 15e eeuw losweekt uit de Zwijndries, op nauwelijks 200 m afstand van de konijnenberg, en dat van dan af ook zo heet. Een pelter (Fr peltier) is een bontwerker 39. 

Dan mogen de bronnen al zwijgzaam zijn over de Enaamse konijnenberg, over de omstandigheden in wellicht gelijkaardige uitbatingen zijn ze dat niet. De warandes buiten de duinen, met kunstmatige konijnenbergen, zijn relatief klein. Van één van de warandes in de Stropers, die van Voorhout, weten we dat het een omgracht perceel betreft van ongeveer 2 ha 40. Drie eeuwen later bestaat de warande van de heer van Arenberg in Vollezele, bij het Steenhautbos uit drie losliggende delen, beheerd als één geheel 41. Het grootste perceel van de drie is eén bunder groot, iets meer dan een hectare dus. Binnenin de afsluiting is de vegetatie grazig, misschien met wat lage struiken, exclusief begraasd door konijnen. De pachter van de warande van Deurle (weliswaar een landduin, nu golfterrein) mag ze niet beweiden of bewerken 42. Men voedert de dieren bij, onder andere met het oog op een grotere plaatstrouw 43. In Wortegem moet zijn collega samen met de konijnen aan de heer ook  600 coeybeet (voederbieten) leveren 44.  Voedert men de dieren hiermee in afwachting van de slacht? In Testelt moet de pachter de warande op het einde van zijn termijn wel gespyst overlaten 45. Er moeten dus genoeg kweekdieren overblijven. Bij de vangst laat men een fret in de konijnenberg, gemuilkorfd met afgevijlde tanden 46. Een Engelse miniatuur uit 1340 toont het tafereel 47 (zie eerder Fig. 168). In paniek sprinten de dieren uit hun pijpen, recht in buidels (zakvormige netjes) waarmee die zijn afgespannen 48. Soms nemen er hofdames aan deel. De gevangen dieren selecteert men levend, rammelaars en fijn gebouwde moeren gaan naar de slacht, grotere moeren blijven voor de kweek 49. 

Vlees en bont van een prestigieus dier

De warandes behoren tot het banrecht van de plaatselijke heer en het konijn is, hoewel minderwaardig voor een echte jager, toch een hoofs jachtdier (cfr. de hofdames) 50. De heer van Schorisse, net buiten de Driehoek, heeft in zijn Franse bezittingen niet minder dan drie konijnenwarandes, naast een jagerie van zwanen en een reigerkolonie, ook al geprivilegieerd jachtwild (zie verder) 51. Daar spotten de heren niet mee. Tot aan het begin van de 20e eeuw zingt men overal in Vlaanderen één van de vele versies van het lied Mijnheer van Bruinkasteel, één ervan is opgetekend in Oudenaarde in 1896 52. De tekst ervan gaat terug op de historie van drie Vlaamse edelknapen, in 1259 naar een Franse abdij gestuurd om er de taal te leren. Zich van niet veel kwaad bewust jagen ze met pijl en boog op konijnen in de warande van Enguerrand IV de Coucy. Deze vertoont geen enkele clementie en laat de drie – toppunt van onbarmhartigheid -  opknopen. Koning Lodewijk XI  sluit hem op in het Louvre en veroordeelt hem tot een zware boete en een pelgrimstocht. Konijnenvlees blijft lang een prestigieus karakter behouden. Het is in de middeleeuwen culinair ook zeer gegeerd, en ik kan daar helemaal inkomen. Ik maak het nu nog altijd klaar op de wijze zoals mijn grootmoeder het mij geleerd heeft, in rode wijn, met spek, kruidnagel en jeneverbes, maar zonder pruimen. Een Frans laat-middeleeuws kookboek geeft niet minder dan 25 bereidingen. Op de kroning van de Engelse koning Hendrik IV komt er in 1399 ondermeer konijn in stroop op tafel. In 1437 staat er bij de hospitaalzusters van Oudenaarde enkel konijn op het menu op kerstdag en op dertienavond, de avond van Driekoningen 53. 

De meeste mensen van mijn leeftijd hebben in Vlaanderen nog net de tijd meegemaakt dat de poelier langskwam bij de konijnenkwekers thuis om de vellen op te kopen, maar dat was de zwanenzang van het konijnenbont. In de middeleeuwen was het economisch erg belangrijk. De Engelsen kweken het dier op grote schaal voor de export 54. Eind 14e eeuw bedraagt de export naar de Lage Landen jaarlijks vele duizenden vellen. In Holland en Vlaanderen is er naast de warandes in het binnenland massaproductie in de duinen. Graaf Robrecht van Bethune laat in 1310 een onderzoek instellen naar de illegale verkoop van konijnen uit de Westduinen in Veurne en St-Winoksbergen (Bergues) 55. In St-Omaars hebben de handelaars in konijnen in 1353 een eigen halle des conniniers in een zijvleugel van het Schepenhuis 56. Texel en Vlieland produceren rond 1350 al 5000 vellen per jaar 57. De kwaliteit van bont uit West-Europa is beter dan dat uit het zuiden. De beharing is er schaars, kort en vaal. Bij ons is ze dikker door het koudere klimaat. Er ontstaan bontmarkten in Brugge en Bergen op Zoom. Konijnenbont is eerst zeer geliefd voor allerlei accessoires, als voering in mantels, voor bedspreiden etc.. Na de 16e eeuw vermeerdert de vraag vanuit de hoedenmakerij 58. In 1542 zijn er in een (op dat ogenblik) middelgrote Vlaamse stad als Oudenaarde 11 meester-hoedenmakers actief 59.

In de Vlaamse duinen duiken er al vanaf het einde van de 14e eeuw vermeldingen op van zware schade door het kaalvreten van de velden, het ondergraven van de zeedijk en van de muren van de Duinenabdij in Koksijde 60. Hoe nauwgezet men er in de warandes ook op toeziet, konijnen zijn gravers en ontsnappen. Hoewel ze zich niet verder dan 500 m van hun hol begeven, gaan ze verwilderen en populaties opbouwen buiten de warandes. In 1406 krijgen de Brabanders al toestemming om konijnen te bejagen buiten de waranden 61. De weerstand bij de boerenbevolking tegen de soort neemt hand over hand toe. In 1762 voeren de boeren van Vollezele een lange procedureslag tegen de hertog van Arenberg rond de schade die konijnen aanrichten vanuit zijn warande 62. De archeozoölogen treffen grotere en zwaardere dieren aan naarmate de eeuwen vorderen als gevolg van selectie en de kweek in hokken  63.

1 RAG, AvE 92, 1210A, 1605
2 Van Durme 1982
3 Bib UGent Hs 3678
4 Van Gassen 1957
5 https://www.openingsurengids.be/de-konijnenaarde/kluisbergen/1
6 Cosijns 1986, 1987
7 https://www.streetdir.be › Belgique › Oost-Vlaanderen › Aalst › Aalst › Moorsel, www.dirkmartenscomité.be/site/assets/files/1031/reg_1373-1377_plaa.doc; RAG LvAalst VN 6671, 1308 De Brouwer & Couck 1960
8 Van Gassen 1957, De Brouwer & Couck 1960
9 Mennen et al. 2013
10 Van Ginneken 1914
11 https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/300075, https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300878 
12 Verwijs & Verdam 1885-1929
13 van der Feen 1963, Clutton-Brock 1987, Van Dam 2000
14 Zadora-Rio 1986
15 Zadora-Rio 1986
16 Ervynck, Cooremans & Van Neer 1994
17 Van Damme & Ervynck 1993
18 Van Damme & Ervynck 1993, Ervynck, Cooremans & Van Neer 1994, Ervynck 1997
19 Van Damme & Ervynck 1993
20 Lauwerier & Zeiler 2000, 2001
21 Rentenaar 1978
22 Duceppe-Lamarre 2006
23 Rentenaar 1978
24 Van Cauwenberghe 1982
25 Van Damme & Ervynck 1993
26 Ervynck 1999-2000, Lauwerier & Zeiler 2000, 2001
27 Ervynck 1999-2000, Lauwerier & Zeiler 2000, 2001
28 Van Damme & Ervynck 1988, Van Damme & Ervynck 1993, Van Dam 2000
29 Castelain 2018
30 Van Den Heede 1987
31 Gerits 1989(1)
32 Van den Bremt & De Meirsman 2010
33 Gottschalck 1984, Van den Bremt & De Meirsman 2010
34 Zadora-Rio 1986
35 Stevens & Liebaut 1594, de Serres O., Lieutaghi P. (introd.), 1600 (2001)
36 Tack et al. 1993
37 Van den Bremt & De Meirsman 2010
38 RAG, AvE nr. 1183, Tack et al. 1993, Van Durme 2018
39 Verwijs & Verdam 1885-1929
40 Van den Bremt & De Meirsman 2010
41 Anckaert & Roeykens 1977-1978
42 Van Den Heede 1987
43 Tittensor & Lloyd 1983, Van Damme & Ervynck 1993
44 Castelain 2018
45 Gerits 1989(1)
46 Van Damme & Ervynck 1988, 1993
47 Zadora-Rio 1986
48 Van Ginneken 1914
49 Van Damme & Ervynck 1993
50 Van Dam 2000
51 Verroken 2003
52 Van Duyse 1903, Tack et al. 1993
53 Demuytere 1993
54 Van Damme & Ervynck 1993, Van Dam 2000
55 Tack et al. 1993
56 A.V 1972
57 Van Damme & Ervynck 1993, Van Dam 2000
58 Van den Bremt & De Meirsman 2010
59 Dekenij Oudenaarde, Handschrift De Rantere
60 Augustyn 1979
61 Van Dam 2000
62 Anckaert & Roeykens 1977-1978
63 Van Damme & Ervynck 1993